Geschiedenis

Geschreven door Bouk Nieuwenhuijse

Deel 1: De oorsprong

Het ontstaan van “Manderen”, vertelt Bertus Jansen, was gelegen in het faillissement van de Doornse Muziekschool. De gemeente Maarn had banden met deze organisatie en werd nu geplaatst voor een financiële claim en zag ook de mogelijkheid voor muziekonderwijs wegvallen. Dit noopte het gemeentebestuur te zoeken naar een andere opzet van muziekonderwijs zonder financiële aansprakelijkheid.

Henk Uijtdewillige, klarinetdocent bij deze opleiding, kreeg veel vrije tijd. Hij stelde de gemeente Maarn voor, het door haar bestelde doel te realiseren middels een harmonie in de gemeente Maarn. Het gemeentebestuur, bij monde van toenmalig wethouder W.Th. ten Bosch gaf groen licht en zegde toe, dat indien deze harmonievereniging ook de verplichting tot het geven van lessen op zich kon nemen, de gemeente een financiële ondersteuning welwillend zou bezien.

Met deze opdracht stond Henk op Koninginnedag 1983 in een kraam met blaasinstrumenten de eerste leden te werven. En hij had succes, zijn idee kreeg belangstelling.

Nu nog een voorlopig bestuur. Eerst naar dhr. Willem Bouman, die al jarenlang voorzitter was van de Oranjevereniging en bekend was met het verenigingsleven in Maarn, met de vraag of hij voorzitter wilde worden. Willem stemde toe. Daarna naar mij voor het penningmeesterschap, gezien mijn bekendheid in Maarn en mijn kennis om met geld om te gaan. De eerste twee mogelijkheden waren aanwezig, het muzikale deel was voor mij een gesloten boek. “Geeft niet”, zei Henk “dat leer ik je wel, ik geef je les en je wordt een prima klarinettist”. De uitdaging sprak me aan ik ging akkoord. Annemarie Wijnen wilde wel secretaris zijn, Willem Jongsma wist een adres waar 2e- en 3e-hands instrumenten te koop waren en ook Martin Leopold wilde meewerken. Het voorlopige bestuur was nu een feit.

Voor de praktische leiding werd Henk dirigent en instructeur voor het “hout” en hij vroeg Willem Pen als instructeur voor het “koper”, wat ook lukte. Bestuurlijk en praktisch was nu het plaatje compleet. Het plan had “handen en voeten”. Het avontuur kon beginnen.

Deel 2: De oprichting

Nu het plan “handen en voeten” had gekregen werd het tijd voor het eigenlijke werk. De eerste aanzet werd gelegd in de oprichtingsvergadering, gehouden op 1 juni 1983 in de bovenzaal van het toenmalige restaurant “de Koeheuvel”. Aanwezig waren 20 personen. De initiatiefnemers: Henk Uijtdewilligen, Bertus Jansen, Martin Leopold, mevr. Annemarieke Wijnen – van Ginkel, werden in het voorlopig bestuur gekozen en dhr. Willem Bouman tot voorzitter.

Er was heel wat te bespreken die avond. “Wat willen we”, “Wat hebben we nodig, “Wat gaat dat kosten” en “Hoe komen we aan geld”.

Ja, wat willen we? Even klonk de vraag of een fanfare meer voor de hand lag, dat kon wel eens gemakkelijker te realiseren zijn… Het antwoord op deze suggestie was duidelijk: “We willen een harmonie en we mikken op 25 leden”. Niet eenvoudig, gedacht werd aan 7 klarinetten, 2 dwarsfluiten, 5 trompetten, 3 baritons, 1 bes bas, 2 saxofoons, 1 drumstel, 1 trombone, 1 hoorn en een grote trom.

En een slordig rekensommetje berekende daarvoor een bedrag van ± ƒ 24.900,-. Veel geld, teveel om uit de contributies te bekostigen. Hoe komt dit voor elkaar? Moeten we ons dan erop richten om de leden zoveel mogelijk hun eigen instrument te laten betalen, of maakt dit de drempel voor het lidmaatschap te hoog en… wordt de vereniging daardoor niet te kwetsbaar? Want raak je het lid kwijt, dan ben je ook het instrument kwijt. Hou zoveel mogelijk de instrumenten in eigendom van de vereniging, was het antwoord. Zijn er echter leden die een eigen instrument hebben of willen aanschaffen, maak daar dan dankbaar gebruik van.

De heer Willem Jongsma vereenvoudigde dit probleem, hij wist een adres waar een partij 2e-hands instrumenten te koop was. Zo kon je de kosten aanzienlijk drukken. Een prima suggestie, in dank daarvoor werd hij in het voorlopige bestuur gekozen.

Deel 3: Het grote geld

Het eerste gedeelte van het werk zat erop. Nu de realisatie, niet niks, ƒ 24.900,- is veel geld.

De vraag is: Is er intern wel voldoende draagkracht voor zo’n groot bedrag en hoe zal het publiek reageren? Eerst intern de zaak regelen. Het Contributievoorstel komt aan bod: per maand ƒ 15,- per lid, ƒ 10,- voor het tweede gezinslid en nummer drie ƒ 5,-. Zonder tegenstem aangenomen, een jaarlijkse inkomstenbron van ƒ 1.300,- was een feit. Sommige leden bleken bereid hun eigen instrument te betalen. Een flinke opsteker; ƒ 1.500,- zomaar van de begroting weggestreept. De medewerkers pakten ook hun deel. Henk Uijtdewilligen was bereid het eerste jaar zijn activiteiten kosteloos aan te bieden. En Willem Pen was met een vergoeding van ƒ 200,- voor zijn vervoer voor dezelfde periode ook dik tevreden. Naar buiten toe, de eerste donateuractie, opbrengst ƒ 150,- Een braderie gaf een opbrengst van ƒ 787,35. Ook vergrootte het de naamsbekendheid en maakte positieve reacties los.

Bemoedigd door deze resultaten zag het bestuur intern zowel als bij het publiek mogelijkheden voor een harmonie. Nu het grote geld. De gemeente stelde zich achter de plannen en zegde een startsubsidie toe van ƒ 7.500,- en een jaarlijkse subsidie volgens de SONMO* normen. Zeer belangrijk, ook voor de lange duur. Het Anjerfonds bleek bereid om 25% van het benodigde bedrag voor de aankoop van instrumenten voor haar rekening te nemen. ƒ 4.280,- tikte de kassa. De afwikkeling van het faillissement van de Muziekschool kreeg een positief beeld. Een bijdrage van ƒ 5.452,- was voor Manderen. Bijna ƒ 20.000,- was binnen of in zicht, een stevig begin.

Dit alles maakte de begroting niet rond, maar de blijvende steun van de gemeente gaf de doorslag. De notaris kreeg de opdracht de statuten op te maken. De Kamer van Koophandel kon de inschrijving realiseren.

Manderen was een feit en formeerde haar eerste doel: op Koninginnedag 1984 het Wilhelmus spelen bij de trap van het gemeentehuis. Voor ± ƒ 40,- per avond werd de bovenzaal van het toenmalige restaurant “De Koeheuvel” gehuurd en op woensdag 5 oktober 1983 vond de eerste repetitie plaats. Zonder instrumenten, wel met een groot schoolbord waarop Henk Uijtdewilligen met veel verve de leden kennis deed maken met het notenschrift.

*) De Sonmo-norm is een door de K.N.F. opgesteld ontwerp voor gemeentesubsidie. Zij regelt een bedrag voor ieder bespeeld instrument, uniform, een gedeelte van zaalhuur en 30% van de dirigentkosten. De gemeente heeft de vrijheid zich al of niet aan deze norm te binden.

Deel 4: Opdracht duidelijk: noten leren!

De eerste repetitie, gewijd aan dit onderwerp, vond plaats op woensdag 5 oktober 1983, in de bovenzaal van het toenmalig restaurant “De Koeheuvel”.

Een andere belangrijke vraag was de instrumentkeuze. Henk had aan ieder lid die geen directe voorkeur voor een instrument had een klarinet aangeraden. Maar ook voor de, voor ƒ 2.500,00 aangekochte partij “koper” waren er liefhebbers. Op de derde repetitieavond vond de demonstratie van deze instrumenten plaats. Op de tafel lagen 2 althoorns, 1 schuiftrombone, 1 tuba, 2 baritons, 4 bugels, 1 corhoorn, 1 cornet en 1 es bas. (Helemaal compleet waren ze niet, de bariton en de cornet misten een mondstuk, de schuiftrombone had een extra probleem, geen mondstuk en moeilijk te schuiven). Iedereen kon zijn keuze maken. Het bestuur plaatste als antwoord daarop zijn eerste grote order.

6 Klarinetten Alexander 661 ƒ 5.568,00
3 Klarinetten Alexander 662 ƒ 2.784,00
1 Saxofoon alto ƒ 2.974,00
1 Dwarsfluit ƒ 795,00
1 Overslag trom ƒ 995,00
1 Foedraal ƒ 133,00
1 Kruisriem ƒ 63,00
1 Paar overslagstokken – zacht ƒ 23,50
1 Doos rieten – besklarinet ƒ 21,50
ƒ 13.357,00
Korting 15% 2.004,00
ƒ 11.353,00
Extra Korting 5% 568,00
Totaal: ƒ ƒ 10.785,00

Op 7 januari 1984 vond in het Restaurant de feestelijke uitdeling van de instrumenten plaats. Nu nog studeren, we hadden nog 3 maanden de tijd om het Wilhelmus onder de knie te krijgen.

Deel 5: Studeren

Er is meer dan studeren, zo eenvoudig is de werkelijkheid niet. Het feit dat: “Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is” geeft diverse uitgangspunten. Er waren “natuurtalenten” die zonder noten, zo uit het hoofd speelden, steunpilaren die de “kar zouden kunnen trekken”

Maar ook een voordeel heeft, (Cruijff) een nadeel, in ons geval bleek dat hun talent zeer gebonden was aan de eigen muziekkeus. Na korte tijd haakten ze af, vonden een repetitieruimte in de bakkerij van de heer Wijnen (nu bakkerij Brocks) en starten hun eigen band, “Freetime”. Manderen gaf op deze wijze zijn eerste bijdrage aan de verrijking van het muziekgebeuren in Maarn.

De overblijvers zetten zich aan het “Wilhelmus” en de oefeningen uit het studieboek “First performance”. Het werd een winter van geduldig oefenen om enige nummers ten gehore te kunnen brengen.

Behalve muziek moest er ook gezocht worden om een bepaalde eenheid in de kleding te krijgen. Geld was er niet, alleen een simpele en praktische oplossing kon het antwoord zijn. Na enig beraad werd er gekozen voor een grijze broek die ieder lid wel zou hebben, zo niet dan kon ook een spijkerbroek volstaan. Dhr. Jongsma wist in een militaire dumpzaak blauwe marine truien te koop voor ± ƒ 35,-. Als ieder lid zo’n trui persoonlijk wilde aanschaffen was de hobbel genomen.

Dat lukte en aldus gekleed stonden we op 30 april 1984 voor het gemeentehuis in Maarn en speelden het Wilhelmus met grote overtuiging. Het klonk als een overwinning. De reactie van het publiek was: “Jullie moeten nog wel heel veel leren”. Waarvan akte.